Een onderneming wordt geleid door haar directeur. Veel ondernemingen worden gevoerd in de vorm van een besloten vennootschap, een B.V. Die B.V. neemt als rechtspersoon deel aan het economisch verkeer. Dat wil zeggen dat zij zelf rechten en plichten aangaat. Niet de bestuurder zelf die het contract tekent is partij, maar de B.V. is dat. In het vennootschapsrecht worden diverse zaken geregeld over deze zogenoemde ‘vertegenwoordiging’. In dit artikel wil ik een paar opmerkingen maken over het zogenoemde ‘tegenstrijdig belang’.
De positie van bestuurders bij (voorgenomen) onttrekkingen door aandeelhouders is vaak niet te benijden. Hierna zal in het kort worden gesproken over de positie die bestuurders hebben bij deze onttrekkingen.
Het komt geregeld voor dat een onderneming is ondergebracht in een concernstructuur. De eenvoudigste vorm is dat de aandeelhouder en bestuurder van de werkmaatschappij een holdingvennootschap is. Daarvan is de ondernemer als natuurlijk persoon aandeelhouder en bestuurder. Er wordt soms gefluisterd dat dit wordt gedaan om de mogelijkheid van aansprakelijkheid voor de natuurlijk persoon te beperken. Maar is dat ook zo?
De regels rondom re-integratie en ziekte zijn lastig en leiden vaak tot onduidelijkheden en vragen. Belangrijk is dat de werkgever de verschillende stappen goed inventariseert en op het juiste moment zet.
Op grond van artikel 2:216 lid 2 BW heeft een dividendbesluit van de algemene vergadering van aandeelhouders in een B.V. geen gevolgen zolang het bestuur geen goedkeuring heeft verleend. Het bestuur moet die goedkeuring weigeren als het weet of redelijkerwijs moet voorzien dat de vennootschap na de uitkering van het dividend haar opeisbare schulden niet meer kan betalen.
Sinds enkele jaren kent de wet het voorschrift dat als de algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) een dividenduitkering vaststelt, de bestuurders van de vennootschap daar goedkeuring aan moeten geven (art. 2:216 BW). Het bestuur moet dan toetsen of de uitkering ertoe zal leiden dat de vennootschap niet zal kunnen voldoen aan haar verplichtingen. Als dat zo is, dan zal de bestuurder de uitkering niet goed mogen keuren.
Bestaat het risico dat een accountant in geval van een faillissement aansprakelijk is voor het gehele boedeltekort? Voor de beantwoording van die vraag zal ik mij in deze bijdrage beperken tot de besloten vennootschap en de aansprakelijkheid die voortvloeit uit artikel 2:248 BW[1].
Op 3 september 2014 is een wetsvoorstel ingediend in de Tweede Kamer genaamd “Wet Civielrechtelijk Bestuursverbod”. Met dit wetsvoorstel wil onze wetgever faillissementsfraude aan pakken door een bestuursverbod te introduceren voor bestuurders van rechtspersonen die zich hebben misdragen.
Bij het financieren van zakelijke activiteiten komt het vaak voor dat door de financier, meestal een bank, aan de ondernemer of aan een moedervennootschap wordt gevraagd mee te tekenen. Dat kan grofweg op twee manieren. Of de ondernemer c.q. moeder verbindt zich met de hoofdschuldenaar – de partij die de schuld eigenlijk aangaat – voor het geheel als hoofdelijk mede schuldenaar, of er wordt een overeenkomst van borgtocht opgemaakt. Dat laatste komt in de MKB financiering veelvuldig voor.
Onlangs heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden[1] geoordeeld dat op Ikea een zorgplicht rust om gladheid (als gevolg van weersomstandigheden) rondom de winkel te bestrijden. Hoewel we gelet op de tijd van het jaar voorlopig geen winterse omstandigheden hoeven te verwachten, is de uitspraak naar mijn mening toch interessant om eens nader te bekijken.
Een schuldeiser kan ten aanzien van één schuld twee hoofdelijk aansprakelijke schuldenaren hebben. Hij kan dan zowel de ene, als de andere schuldenaar aanspreken op betaling van de hele vordering. Voldoet de ene schuldenaar de volledige vordering, dan kan deze het deel dat hij in zijn onderlinge verhouding met de andere schuldenaar te veel betaald heeft op grond van een regresrecht verhalen op de ander.
Uw balans en winst & verliesrekening worden elk jaar door uw accountant samengesteld. Zij dienen met name voor intern gebruik. U beoordeelt hoe uw onderneming het in het afgelopen jaar heeft gedaan en stemt als bestuurder van uw bedrijf het beleid eventueel bij. Verder zijn de jaarstukken vaak ook van belang voor bij de onderneming betrokken derden, zoals aandeelhouders, maar denk ook aan de bank. Een niet onbelangrijke groep derden waar deze stukken in elk geval volgens de wetgever voor van belang zijn betreft de handelscrediteuren.
Als er sprake is van een faillissement van een besloten vennootschap (BV) zal de curator altijd onderzoeken of het bestuur van de BV (hoofdelijk) aansprakelijk kan worden gehouden voor alle schulden van de BV die door de vereffening van de boedel niet kunnen worden betaald, kort gezegd, het hele tekort in de boedel.
Wanneer de ondernemer tot het oordeel komt dat voortzetting van de bedrijfsactiviteiten niet langer rendabel of verantwoord is, zal hij de onderneming willen liquideren. De harde weg is die van het faillissement. In dat geval wordt een curator met de liquidatie belast. Vaak valt keuze voor die weg ook niet te voorkomen omdat er eenvoudigweg geen tijd meer is voor een andere aanpak. Maar liquidatie kan ook buiten faillissement gebeuren.
Herstructurering en herfinanciering van de onderneming kent allerlei haken en ogen. Wordt daarmee niet secuur omgegaan, dan kan de ondernemer voor onaangename verrassingen komen te staan, ook in privé. Dat blijkt maar weer uit een recente uitspraak van de rechtbank in Amsterdam (www.rechtspraak.nl/ljn.asp?ljn=BY1573). De ondernemers waren in die kwestie hun bedrijf gestart in de vorm van een Vennootschap onder Firma (VOF). In die vorm hadden zij van de bank ook een financiering ontvangen.
Voor al diegenen die naast hun bedrijf of werk nog belangeloos als bestuurder van vrijwilligersorganisaties of dergelijke optreden, mag de uitspraak van de rechtbank in Rotterdam van 1 augustus jongstleden (www.rechtspraak.nl/ljn.asp?ljn=BX3434) een waarschuwing zijn. Zorg ook als vrijwillig bestuurder dat de organisatie waar u in stapt zijn zaakjes op orde heeft en u als bestuurder voor aansprakelijkheid verzekerd bent. Zeker als het om een nieuwe club gaat, zo blijkt uit de casus.
Naar verwachting zal op 1 juli 2012 het nieuwe bv-recht in werking treden. Er gaat veel veranderen. In dit artikel verschaffen wij u een kort overzicht van enkele belangrijke wijzigingen.
Afschaffing minimumkapitaal
Het wettelijk minimumkapitaal van € 18.000,00 wordt afgeschaft. Dat maakt het voor (aspirant)ondernemers een stuk gemakkelijker om een bv op te richten. De in het verleden vaak dreigende aansprakelijkheid in geval van geen of onvoldoende storting is daarmee ook verdwenen.
“Van een kale kip kun je niet plukken” is een veel gehoorde kreet. Meestal leidt de vaststelling dat iemand van wie je iets te vorderen hebt niets heeft, tot de verstandige conclusie dat het geen enkele zin heeft om rechtsmaatregelen te nemen. Immers: je kunt wel advocaat- en gerechtskosten maken en daarmee een prachtig veroordelend vonnis krijgen, maar als de schuldenaar geen enkele verhaalsmogelijkheid biedt, kun je daar helemaal niets mee.
Het lijkt wel schering en inslag. U hoeft de krant er maar op na te slaan en de claims vliegen de bestuurders van vennootschappen om de oren. Als bestuurder van een vennootschap heeft u vaak grote verantwoordelijkheden. Vaak is het bedrijf zo groot dat ook u als bestuurder niet meer precies weet wat er allemaal in de onderneming gebeurt.